Anna zat in de keuken en dronk haar lauwe thee toen haar telefoon oplichtte.
— Mag ik hem mee naar huis nemen? — stond er, met een foto erbij. Een klein katje, onder de modder, met natte pootjes en grote, ronde ogen keek recht in de camera.
Ze glimlachte. Haar man redde vaak zwerfdieren, maar zei elke keer dat het “de laatste keer” was.
— Natuurlijk, breng hem maar mee, — typte ze zonder nadenken.
Een uur later ging de deur open. Daniel kwam binnen met een handdoek in zijn armen, waarin het trillende diertje lag gewikkeld. Het miauwde zachtjes, en om zijn nek hing een dun, oud halsbandje met een klein medaillon.
Anna bukte om de halsband los te maken en de vacht schoon te vegen. Maar toen het medaillon omdraaide, verstijfde ze. Op het metalen plaatje stonden letters — niet zomaar een naam, maar een zin:
“Als je dit leest — heeft hij jou gevonden.”
— Is dit een grap? — fluisterde ze.
Daniel fronste:
— Ik vond hem bij het oude magazijn buiten de stad. Geen mens in de buurt. Hij zat gewoon bij de weg en miauwde.
Ze probeerden het medaillon te openen — binnenin zat een opgerold stukje vergeeld papier met een adres, slechts drie straten verder.
De volgende ochtend gingen ze erheen. Het huis was half ingestort, met dichtgetimmerde ramen en een verwilderde tuin. Niemand antwoordde op hun bellen, maar plotseling sprong het katje uit hun handen, liep naar het hek en miauwde.
Toen kraakte de deur. Op de drempel stond een oudere vrouw, haar handen voor haar mond, tranen in haar ogen.
— Is het… hij? — vroeg ze. — Ik verloor hem acht jaar geleden…
Het bleek dat het katje toebehoorde aan haar overleden zoon. Sinds zijn dood was het verdwenen. “Als er ooit iets met me gebeurt,” had haar zoon gezegd, “zal hij zelf vinden wie hem nodig heeft.”
Anna en Daniel luisterden stil, terwijl de vrouw de kitten aaide en zachtjes iets in zijn oor fluisterde. Toen ze afscheid namen, zei de vrouw:
— Weet je, soms dragen dieren meer dan warmte. Soms — herinneringen.
Thuis zat Anna lang voor het raam. En toen haar telefoon weer oplichtte: “Kijk wie ik nu heb gevonden…”, liep er een koude rilling over haar rug.
