Mijn man duwde me in de fontein tijdens onze bruiloft — en één minuut later had hij daar spijt van, waar iedereen bij was

De muziek speelde luid, de zon schitterde in de champagneglazen, de fotograaf klikte onophoudelijk, op jacht naar glimlachende gezichten.
Iedereen feliciteerde ons, lachte, hief toosten.
Witte rozen, een sluier, het gelach van vrienden — alles was als in een film, als in een droom.

Ik stond bij de fontein, mijn boeket in de hand.
Het water kabbelde zachtjes, de lucht was gevuld met de geur van parfum en zoete wijn.
Hij kwam van achteren — mijn man, in een witte overhemd, ogen glanzend van vrolijkheid.
Hij lachte met zijn vrienden, sprak luid, maakte grapjes.
Ik draaide me om, glimlachte naar hem.
En toen zei hij, met een grijns:
— Hé, laten we jouw geluk even afkoelen! — en hij duwde me.

De kou sloeg in als een mes.
De fontein spatte op, mijn jurk werd zwaar, het water stroomde over mijn gezicht.
Geroep, gelach, flitsende camera’s.

Hij lachte.
Stond aan de rand, sloeg met zijn handen op zijn knieën, zijn vrienden filmden het met hun telefoons.
“Wat een moment!” — riep iemand.

Ik stond tot aan mijn knieën in het water, trillend.
Niet van de kou — van schaamte.
Van het gevoel dat alles waarin ik geloofde, in stukken viel.

Hij stak zijn hand uit, nog steeds lachend.
— Kom op, niet boos zijn, het was maar een grap!

Ik keek naar hem.
Naar de man aan wie ik net had beloofd “te beminnen en te eren.”
Naar zijn vrienden die lachten, naar de gasten die wegkeken — en ik begreep: als ik nu zou zwijgen, zou ik niet alleen mijn jurk verliezen, maar mezelf.

Ik hief mijn hand, keek hem recht in de ogen, en gooide het resterende water uit mijn jurk in zijn gezicht.

De lach verdween.
Hij verstijfde.
Waterdruppels liepen over zijn wangen — of dat van de fontein kwam of van vernedering, wist niemand.
Ik klom uit het water, trok mijn schoenen uit, liep langzaam langs de gasten en zei zonder om te kijken:
— Het feest is voorbij.

Hij riep nog iets achter me, maar niemand lachte.
Zelfs de muziek leek te stoppen.

En ik liep — nat, blootsvoets, mijn jurk slepend over de grond — en voelde me voor het eerst die dag vrij.