Maria had nog nooit grote honden gehad. Ze woonde alleen, en al haar vrienden raadden haar aan een herdershond of minstens een labrador te nemen voor bescherming. Maar haar hart zei iets anders: ze koos een piepkleine pup met witte vacht, pluizige oortjes en vriendelijke ogen. Ze noemde hem Bruno.
— “Wat moet je met dat ding?” lachten de buren. “Hij lijkt meer op een speelgoedhond dan op een waakhond. Hij zal nog geen kat van de vensterbank afjagen!”
Maria glimlachte alleen maar. Ze wist: Bruno was bijzonder. Hij voelde haar stemming aan, kwam naar haar toe als ze huilde, en kwispelde vrolijk met zijn staart als ze lachte.
Na een half jaar ging Maria met vrienden naar een safaripark. Daar kon je met speciale jeeps rijden en dieren in bijna hun natuurlijke omgeving bekijken. Ze nam Bruno mee, denkend dat hij gewoon op haar schoot zou slapen.
Maar het liep anders.
Toen de groep stopte bij een groep acacia’s om naar antilopen te kijken, klonk plotseling een angstaanjagend gebrul. Uit de struiken verscheen een enorme leeuw — de koning van het gebied. De parkgidsen riepen dat iedereen in de jeep moest blijven. Maar precies op dat moment kronkelde Bruno uit Maria’s armen en sprong op de grond.
Maria schreeuwde, haar hart sloeg op hol: haar kleine pup stond recht tegenover de koning der dieren.
De leeuw zette een paar stappen dichterbij. Zijn manen wapperden in de wind, zijn ogen fonkelden, en zijn gebrul vulde de stilte. Iedereen verwachtte dat hij elk moment op de pup zou springen.
Maria sloeg haar handen voor haar gezicht, niet in staat om te kijken.
En toen klonk een luid, dapper geblaf. Bruno hief zijn kop op en blafte zo hard hij kon. Hij rende niet weg, hij trok zijn staart niet in, maar sprong op zijn plek, alsof hij het opnam tegen het enorme roofdier.
Iedereen in de jeeps verstijfde. De leeuw stopte. Zijn ogen ontmoetten die van de pup. De wereld leek even stil te staan: de gigantische jager en de kleine verdediger.
Een seconde… twee… De leeuw deed langzaam een stap achteruit. Toen nog één. Zijn gebrul veranderde in grommen, en uiteindelijk draaide hij zich om en verdween tussen de struiken.
Iedereen slaakte een kreet. De parkwachters keken elkaar verbaasd aan. Maria tilde Bruno op en drukte hem tegen haar borst. Haar handen trilden, tranen liepen over haar wangen, en haar hart bonsde in haar borst.
Op die dag begrepen alle aanwezigen één ding: moed wordt niet gemeten aan de grootte van het lichaam, maar aan de kracht van het hart.
En de kleine pup Bruno werd de legende van het safaripark.
