De buschauffeur zette een vrouw in de regen af — maar wist niet wie achter hem aanreed

De regen begon plotseling — hevig, koud, herfstachtig. De wegen werden donker, mensen verscholen zich onder paraplu’s, en bussen en minibusjes reden langzamer dan gewoonlijk. Maria stond bij de halte, haar tas en sjaal tegen zich aangedrukt. Ze was te laat voor haar werk — haar dochter voelde zich ’s ochtends niet goed, dus moest ze langer thuisblijven. Nu haastte ze zich, nerveus en doorweekt van de stortregen.

Toen het busje arriveerde, slaakte Maria een zucht van opluchting. Het was bijna vol, maar er was nog een plek vrij. Ze haalde een bankbiljet tevoorschijn en reikte het naar de chauffeur.
— Wilt u het doorgeven alstublieft, lijn vijfentwintig, — zei ze zacht.

De chauffeur — een stevige man van in de veertig, met een ruig gezicht en vermoeide blik — snauwde:
— Geen kleingeld? Ik heb toch geen wisselgeld, elke dag hetzelfde gedoe!

— Sorry, ik heb alleen dit… — stamelde Maria verlegen.

— Dan stapt u maar uit en gaat wisselen, — zei hij kil, zonder om te kijken.

— Maar het regent… — fluisterde ze.

— En? Ik heb werk te doen, geen liefdadigheid!

In de bus gniffelde iemand. Iemand anders keek uit het raam. Niemand zei iets.
De chauffeur stopte plots bij het volgende stoplicht.
— Uitstappen, vooruit! Houd de mensen niet op.

Maria liet haar blik zakken, stond op zonder een woord, bedankte zachtjes en stapte de regen in. Haar jas was in een oogwenk doorweekt, haar haar plakte aan haar gezicht. Ze liep langs de weg tot de lichten van de bus verdwenen achter de bocht.

De chauffeur bromde iets, zette de muziek harder en reed verder. Hij merkte niet dat vanuit de naastgelegen rijstrook een zwarte SUV met zwaailicht naderde. De wagen reed langzaam naast het busje.

Bij de volgende halte zag de chauffeur een man in uniform, die midden in de regen stond. De man liep naar de deur en liet kort zijn legitimatie zien.
— Was u dat die net een vrouw in de stortregen eruit heeft gezet? — vroeg hij rustig.

— En wat gaat u dat aan? — snauwde de chauffeur.
— Dat is mijn moeder, — antwoordde de man.

Het werd stil in de bus. Zelfs de radio viel stil. De chauffeur verbleekte, zijn ogen schoten heen en weer. Hij wilde iets zeggen, maar de man draaide zich al om.
— Zij zou u niets gezegd hebben, — zei hij, — maar ik wel. Soms toont één daad wie u werkelijk bent.

Hij liep weg zonder nog iets te zeggen. De chauffeur bleef lang zitten zonder de motor te starten. Buiten bleef de regen vallen, alsof hij iemands schuld probeerde weg te wassen.

En Maria liep intussen alweer naar huis, nog steeds rillend van de kou — maar met warmte in haar hart. Want iemand was haar toch gevolgd.