De vissers haalden hun net omhoog — en daarin zat een wezen dat in geen enkel handboek voorkomt

Een gewone ochtend aan het meer begon voor visser Alex en zijn maat zoals altijd: mist, rimpelingen op het water en het stille wachten op de vangst.
Maar toen ze begonnen het net binnen te halen, voelden ze een vreemde weerstand — alsof iets van binnenuit het tegenhield.

Eerst dachten ze dat ze een boomstronk hadden geraakt.
Maar toen een gladde, zilvergroene huid boven het wateroppervlak verscheen, verstijfden ze beiden.
Het lichaam glansde als bedekt met schubben, maar in plaats van vinnen had het smalle, vliezige uitsteeksels — bijna als vleugels.

— Dat is geen vis, — fluisterde Alex. — En ook geen paling.

Het wezen maakte een zacht geluid, iets tussen een fluittoon en het ruisen van de wind.
Het verzette zich niet, het keek alleen met enorme ogen waarin de hemel weerspiegeld werd.
Toen een van de vissers dichterbij wilde komen om beter te kijken, boog het wezen zich plotseling, en het water rondom begon te borrelen.

Een seconde later was het verdwenen, en in het net bleven slechts een paar glinsterende schubben achter die in de zon in alle kleuren schitterden.

Later bracht Alex ze naar een laboratorium.
Wetenschappers konden niet vaststellen tot welke soort het behoorde.
“Zo’n weefselstructuur hebben we nog nooit gezien,” zei een van hen.

Sindsdien gaan de vissers niet meer het meer op wanneer er mist hangt.
Maar elke ochtend ziet iemand een zacht licht boven het water — alsof iemand daaronder nog steeds toekijkt.