Het feest was al een paar uur aan de gang. Muziek, gelach, het klinken van glazen.
Harold zat iets verderop, bij het raam. Op zijn jasje lag een witte roos, zijn hand trilde toen hij het glas naar zijn lippen bracht. Hij wist niet wiens feest het was, herkende geen gezichten, begreep niet waarom iedereen zo mooi en vrolijk was.
Maar hij voelde — dit was een belangrijke dag.
Af en toe kwam iemand naar hem toe, zei iets liefs, legde een hand op zijn schouder. Hij knikte, glimlachte, maar vanbinnen voelde het leeg — als een kamer waar al lang niemand meer woont.
Op het podium stond een meisje in een witte jurk. Haar haar glansde als zonnestralen, haar handen trilden van spanning. Ze sprak over liefde, over thuis, over familie.
Harold keek naar haar en dacht: wat is ze prachtig.
Toen een vrouw van middelbare leeftijd naar hem toe kwam en fluisterde:
— Papa, dat is Ellie. Je kleindochter. Ze trouwt vandaag,
glimlachte hij beleefd, alsof die naam niets voor hem betekende.
— Ellie… wat een mooie naam.
Hij wendde zijn blik weer naar het raam. Buiten — lichtslingers, het geluid van een avondtuin, de geur van jasmijn. Alles vervaagde.
Hij hoorde de muziek, maar voelde de betekenis niet. De wereld was wazig, als een oude foto waarvan de gezichten zijn weggesleten.
Toen begonnen de dansen. Mensen draaiden, lachten, sommigen huilden. Ellie liep langs, bleef staan.
Ze ging naast hem zitten, pakte zacht zijn hand.
— Dank je dat je bent gekomen, opa.
Hij keek haar aan.
— Ik weet niet zeker… of ik hier hoor te zijn, — zei hij zacht.
— Dat hoor je wel, — glimlachte ze. — Je was altijd bij me.
Haar stem was zacht, vertrouwd. Als een melodie uit een andere tijd.
En ineens — als een flits van licht — herinnerde hij zich:
natte sneeuw, kleine wanten, een meisje dat hem aan de hand trekt en lacht. “Sneller, opa! Ik ben eerst thuis!”
Warmte. Gelach. Stem.
Hij keek opnieuw naar Ellie — nu echt.
— Ellie… mijn kleintje. —
Zijn ogen glansden, zijn lippen beefden. — Je bent groot geworden.
Ze zei niets. Legde alleen haar wang tegen de zijne.
Een minuut later wendde hij zijn blik weer af. De herinnering gleed alweer weg — snel, als water tussen zijn vingers.
Maar dat ene moment bleef.
Hij onthield: de witte jurk, het licht, en haar stem — die klonk alsof ze hem naar huis riep.
