Een jonge medereizigster probeerde mijn man te verleiden — maar ik gaf haar een les die ze niet zal vergeten

De trein reed al twee uur.
Mijn man scrolde door het nieuws, ik las een boek — alles kabbelde rustig voort.
Totdat zij tegenover ons ging zitten.

Jong, opvallend, korte spijkershort, wit T-shirt, haar in een nonchalante staart.
Ze glimlachte — niet naar ons, maar te bewust naar zichzelf.
Eerst lette ik er niet op.
Tot ik merkte dat telkens wanneer mijn man opkeek, zij “toevallig” iets opvallends deed — haar haar goeddoen, een spiegeltje pakken, zich vooroverbuigen met net iets hoger geheven knie, in het luchtledige lachen.

Hij deed zijn best niet te kijken, maar ik zag dat het hem ongemakkelijk maakte.
Haar — niet.

Op een moment haalde ze lipgloss tevoorschijn, draaide langzaam de dop open en begon — terwijl ze recht in zijn richting keek — haar lippen te stiften.
Net alsof het een film was.
Alsof ik niet naast hem zat.

Ik keek alleen.
Zonder een woord.
En besefte ineens: de beste reactie is geen geschreeuw, maar kalmte.

Ik boog me zachtjes naar mijn man, pakte zijn hand en zei — terwijl ik haar recht aankeek, luid genoeg voor de buurt:
— Lieverd, vergeet niet dat je allergisch bent voor parfum. Voor die met goedkope kokosgeur.

Er viel een stilte in het compartiment.
Het meisje liet haar lipstick langzaam zakken.
Haar wangen kleurden lichtrood.

Mijn man knipperde en probeerde een glimlach te onderdrukken.
Ik kneep gewoon steviger in zijn hand en ging verder met mijn boek.

Zij draaide zich naar het raam en keek geen enkele keer meer onze kant op.
Geen één.

De trein wiegde zachtjes verder, en ik voelde voor het eerst in lange tijd rust.
Omdat ik begreep: soms hoef je niet te schreeuwen om het jouwe te beschermen — je hoeft alleen te herinneren wie echte zelfverzekerdheid toebehoort.