Ze hoorde haar man lachen: “Ze is lief, maar geen model.” Maar wat ze daarna deed, zorgde ervoor dat hij voor het eerst achter haar aan rende

Ze kwam onverwacht thuis — een vergadering was afgezegd.
De sleutel draaide in het slot, en het huis begroette haar met stilte.
Alleen zachte muziek klonk ergens in de slaapkamer.

Ze liep de hal in en zette haar tas neer.
Op tafel stonden twee koffiekopjes.
Eén was nog warm.

Toen hoorde ze stemmen.
Een mannelijke lach — zijn lach, de lach waar haar hart ooit van smolt.
En een vrouwelijke — onbekend, helder, te dichtbij.

— Ja, — zei hij lachend, — ze is aardig, alleen… niet echt een model.
De vrouw naast hem lachte.
Hij lachte met haar mee.

Ze stond verstijfd bij de slaapkamerdeur.
Het zonlicht viel op de muur, stof zweefde in de lucht,
en diep vanbinnen hoorde ze iets breken.

Ze opende de deur.
Hij zat op het bed, zonder schoenen, in zijn overhemd, met zijn telefoon naast zich.
Naast hem zat een jonge vrouw met los haar, glimlachend.

Hij zag haar niet meteen.
En zij zei niets.
Ze liep gewoon naar binnen.
Liep naar het tafeltje, waar zijn telefoon lag,
en drukte op de belknop.

Op het scherm verscheen de naam van zijn minnares.
Ze keek hem aan en zei zacht, bijna fluisterend:
— Zeg haar maar dat ‘de aardige’ vrouw weet hoe ze mooi weg kan gaan.

Hij sprong op, werd bleek, begon iets te zeggen,
maar zij liep al naar de deur.
Geen geschreeuw, geen tranen,
alleen de houding van een vrouw die zich plots herinnert wie ze is.

Hij rende achter haar aan, op blote voeten, met een verward gezicht.
In de slaapkamer bleef de ander achter —
stilzittend, niet wetend waar ze haar handen moest laten.

En de zon viel nog steeds op de vloer,
fel en genadeloos,
zoals de waarheid die je niet meer kunt ontkennen.