Ik zag hem voor het eerst in de zomer — op een dag waarop de zon het asfalt deed smelten en de lucht rook naar vers gemaaid gras en warme hekken.
Hij stond voor zijn huis, in een verbleekte overhemd, en bond zorgvuldig een stapel oude kranten samen. Het leek alsof hij ze niet weggooide, maar naar een museum bracht.
Zijn buren noemden hem vreemd. Ze zeiden dat hij niets weggooide.
Plastic flessen, doppen, karton — alles lag netjes in dozen, keurig gelabeld: 2016, lente 2018, oude brieven.
Ik vroeg hem eens waarom. Hij glimlachte:
— Niets is afval, als je weet waarom het ooit is ontstaan.
Binnen was het stil. Door het halfopen raam kwam de geur van papier, oud hout en iets anders — vaags, als de geur van tijd zelf.
Op de planken stonden potten met knopen, elastiekjes, stukjes stof. In de hoek dozen met opschriften: van mama, schooltijd, winterdagen.
Hij zei dat elk ding een spoor is, en het weggooien ervan is alsof je een stukje leven uitwist.
Ik luisterde en dacht: misschien kan hij gewoon het verleden niet loslaten.
De jaren gingen voorbij.
Het huis verouderde, de verf bladderde af, maar hij stapelde zijn “afval” nog steeds in nette rijen.
Buren lachten, sommigen klaagden — dat het ooit een opslagplaats zou worden. Maar hij knikte alleen en zei:
— Alles komt nog van pas, jullie weten alleen niet wanneer.
Op een dag liep ik langs en zag mensen in zijn tuin.
Camera’s, microfoons, borden. Ik kwam dichterbij — de stad had een wedstrijd uitgeschreven voor het beste recyclingproject.
Hij presenteerde zijn collectie — niet zomaar rommel, maar een hele installatie met de titel Tien jaar zonder afval.
Elke fles, elk papiertje was deel van een verhaal: hier over zijn jeugd, daar over liefde, verder over verlies.
Alles was gelabeld, schoongemaakt en veranderd in kunst.
De mensen stonden stil.
Sommigen huilden.
Ze keken niet naar afval, maar naar het leven van een man, bewaard in dingen die wij gewoonlijk weggooien.
Een week later stond zijn werk in alle nieuwsberichten.
Hij kreeg een samenwerking met het stadsmuseum en een subsidie voor een project over “de nieuwe ecologie van herinnering”.
Toen ik hem weer bezocht, glimlachte hij hetzelfde en zei:
— Zie je? Je hoeft alleen maar te leren niet weg te gooien.
De zon scheen door het raam, speelde met licht op het glas, en het leek alsof de lucht zelf gevuld was met licht en verhalen.
