Hij kon niet lopen, maar reed toch recht op het vuur af — en deed iets waar een gezond mens niet de moed voor had

De dag was helder, bijna windstil. Het asfalt glansde na een regenbui, de zon spiegelde zich in de plassen. Bij het kruispunt hing de geur van benzine en verse broodjes van de bakker tegenover. Mensen liepen gehaast voorbij, niemand lette op de rolstoel die langzaam naar de stoep reed.

Alex hield een beker koffie vast en keek naar het verkeer. Hij kwam hier vaak — gewoon om even tussen de mensen te zijn, midden in het leven dat hij na het ongeluk had verloren. Zijn gezicht was rustig, moe maar levend. In zijn oren — het geluid van de straat, kinderstemmen, gelach.

En toen — een klap. Metalen gekraak, banden die gilden. Aan de overkant van het kruispunt botste een auto tegen een paal. Een moment van stilte — daarna vuur. Eerst klein, dan groter.

Mensen schreeuwden. Sommigen renden, anderen verstijfden.
Alex reed al vooruit. Zonder nadenken. Zonder berekenen. Gewoon — vooruit.

De wielen ratelden, zijn armen brandden van inspanning. Een man probeerde te helpen, maar de hitte dreef hem terug. Alex stopte niet. Door rook en vlammen zag hij een gezicht — een kind, vastgesnoerd op de achterbank, huilend.

Hij kwam dichterbij, beschermde zijn gezicht met zijn arm, voelde de hitte prikken in zijn huid.
“Adem, gewoon adem,” fluisterde hij, zichzelf niet eens horend.
Hij greep de deurklink, verbrandde zijn hand, maar trok nogmaals. Het metaal gaf mee.

Hij maakte de gordel los, trok de jongen tegen zich aan en gleed van zijn rolstoel, het kind bedekkend met zijn lichaam. Mensen renden toe, trokken hen weg. Een seconde later explodeerde de auto.

Alex lag op het asfalt, zijn adem zwaar. De jongen beefde, maar leefde.
Rondom klonken stemmen, gehuil, telefoons. Maar hij hoorde alleen het kloppen van het hart onder zijn hand.

Een brandweerman boog zich over hem heen.
— Gaat het met hem goed? vroeg Alex zacht.
— Ja. Dankzij jou.

Alex glimlachte en sloot zijn ogen. Niet van uitputting, maar van rust.
De lucht rook naar rook, benzine — en iets anders. Naar leven.

De zon scheen fel op de man in de rolstoel en het kind dat zijn hand niet losliet.
En in dat licht leek alles eenvoudig: pijn, angst, toeval — alles had betekenis.