De rij bij de supermarkt kroop langzaam vooruit. Mensen stonden vermoeid te wachten; sommigen scrolden op hun telefoon, anderen schoof de boodschappen van de ene hand naar de andere. Bij de kassa stond een jonge vrouw — in een versleten jas, oude laarzen en met warrig haar. Ze droeg geen make-up, alleen vermoeidheid en een lichte verlegenheid in haar blik.
Ze hield een paar eenvoudige spullen vast — brood, melk, wat graan en appels. Toen haar beurt kwam, haalde ze een versleten portemonnee uit haar tas, vouwde de biljetten dubbel en vroeg zacht:
— Pardon, als het net niet genoeg is, mag ik dan iets weglaten?
De caissière, jong en zelfverzekerd, met lange nagels en felle lippenstift, lachte hardop:
— Oh, daar gaan we weer! Moet ik u misschien medelijden-korting geven?
Enkele mensen in de rij grinnikten. Iemand fluisterde:
— Kijk, waarschijnlijk heeft ze haar hele salaris niet aan make-up besteed.
Het meisje kreeg het warm van schaamte en keek naar de grond.
— Sorry, ik… — begon ze, maar haar stem beefde.
Ze haalde kleingeld tevoorschijn en telde; er ontbraken inderdaad een paar centen.
— Laat de appels dan maar weg, alsjeblieft, — fluisterde ze.
De caissière rolde theatraal met haar ogen en riep spottend:
— Hebben jullie het gehoord? De appels gaan eraf! Ze heeft niet genoeg geld!
De rij werd rumoerig. Iemand snauwde, een ander wuifde. Op dat moment kwam er een man van achteren naar voren — een arbeidersjas, vuile handen, alsof hij net van de bouw kwam. Hij legde een stapel biljetten op de band en zei kalm:
— Ik betaal voor alles wat dit meisje heeft.
De caissière verstijfde.
— Kent u haar?
— Ja, — zei hij en keek naar het meisje, — dit is de arts die mijn zoon een maand geleden gered heeft.
De rij viel stil. Het rumoer stierf weg; zelfs de scanner was stil. Het meisje hief haar hoofd — ze herkende hem.
— Ik deed alleen mijn werk… — zei ze zacht.
De man glimlachte:
— En nu doe ik het mijne.
Niemand lachte meer. Zelfs de caissière keek weg, drukte snel de bon en gaf zwijgend het tasje.
Toen het meisje naar buiten liep, was de regen gestopt en brak plotseling de zon door de wolken — alsof de wereld wilde zeggen: gerechtigheid bestaat toch.
