Toen het restauratieteam het oude huis aan de rand van de stad binnenkwam, verwachtten ze gewoon werk — de oude pleister verwijderen, de vloer vernieuwen, de muren schilderen. Het huis stond al tientallen jaren leeg: stof, muffe geur, spinnenwebben aan het plafond en de sporen van de tijd op elk voorwerp. Maar juist in dit huis zouden ze iets vinden waar later de lokale kranten over zouden schrijven.
In de woonkamer, aan de grote muur tegenover het raam, hing een zwaar schilderij. Het was donkerder dan de rest van de kamer en leek de aandacht te trekken. Op het doek — een vrouw in een zwarte jurk, zittend bij een raam, met een rechte, indringende blik. Het leek alsof ze iedereen volgde die de kamer binnenkwam.
De arbeiders besloten het schilderij te verwijderen om de muur erachter te egaliseren. Eén van hen, Tom, merkte dat het doek als het ware aan de muur vastgegroeid was — de onderkant bewoog niet, alsof er iets achter verborgen zat. Na enkele pogingen verwijderden ze voorzichtig de lijst — en een zacht kraken klonk, alsof het huis zelf zuchtte.
Achter het schilderij bleek een oud raam te zitten, dichtgetimmerd met planken en aan de randen dichtgepleisterd. Niemand wist dat het er was — noch de huidige eigenaars, noch de vorige bewoners. Bovendien waren er sporen van herstel rond het kozijn: iemand had het duidelijk bewust dichtgemaakt, zorgvuldig en met moeite.
Toen Tom met zijn zaklamp in de kier tussen de planken scheen, voelde de lucht van binnen koud aan — alsof er achter het raam geen tuin, maar een kelder was. Hij boog zich naar voren — en besefte dat het geen buitenmuur was. Achter het raam lag een andere kamer. Duisternis, oude behangresten en iets metalen dat op de vloer glinsterde.
De mannen besloten enkele planken te verwijderen. Toen ze de eerste lostrokken, vulde de kamer zich met een wolk stof en de geur van vocht. Achter de tweede plank flitste iets — alsof iemand daar stond en zich bewoog.
Eén van hen richtte instinctief zijn zaklamp, maar de straal trof enkel leegte. Geen beweging. Alleen een oude spiegel die tegen de muur leunde, met daarin het doffe spiegelbeeld van de kamer waar zijzelf stonden.
“Misschien een doorgang?” fluisterde één van hen. Tom schudde zijn hoofd, nog steeds starend naar de opening. Op de binnenmuur was een stuk papier te zien, met een spijker vastgezet. Hij reikte ernaar, maar kon het niet pakken. Een ander haalde een plamuurmes om de plank verder los te wrikken.
En op het moment dat hij de rand aanraakte, viel er iets dieper in de kamer met een doffe klap. Ze verstijfden alle drie. De stilte werd zo zwaar dat ze hun eigen adem konden horen.
Tom deed een stap achteruit, keek naar het schilderij dat nu tegen de muur stond — en liet bijna de zaklamp vallen.
De vrouw op het doek keek niet meer naar het raam. Haar blik was nu rechtstreeks op hen gericht.
