Een dierenarts redde een uil met een gebroken vleugel — en een jaar later kwam ze terug en leidde hem naar een gewonde hond

Dokter Andrew Miller was dierenarts in een klein kuststadje. Iedereen wist: als je een gewond dier vond, moest je naar hem toe.
Op een lentedag brachten mensen hem een uil met een gebroken vleugel. Ze kon niet vliegen, zat stil en keek slechts af en toe omhoog.

Andrew verzorgde haar bijna een maand lang. Hij voerde haar met een pincet, behandelde de wond en praatte zelfs tegen haar — alsof ze een mens was.
Toen ze weer sterk genoeg was, bracht hij haar naar de rand van het bos en liet haar vrij.
— Vlieg maar, kleintje. Alles komt goed, — zei hij met een glimlach.

Er ging een jaar voorbij.
Op een zonnige dag was Andrew bezig met het hek bij zijn kliniek toen hij plotseling een schaduw boven zich zag bewegen.
Hij keek omhoog — en geloofde zijn ogen niet: dezelfde uil.
Ze cirkelde laag boven de bomen, alsof ze hem ergens heen wilde leiden.

Andrew pakte zijn EHBO-kit en volgde haar. De uil ging op een tak zitten, wachtte, vloog dan weer een stukje verder.
Na een paar honderd meter hoorde hij een zacht gejank — en zag een hond die vastzat in een greppel.

Het dier was bang en uitgeput, maar leefde nog. Andrew haalde het voorzichtig eruit en droeg het terug.
De uil zat op een tak en keek hem na tot hij uit het zicht verdween.

Later besefte de dierenarts: zonder haar zou de hond het niet hebben overleefd.
En soms, als hij ’s avonds naar buiten komt, vliegt de uil terug — landt op het dak van de kliniek en roept zacht.
Alsof ze alleen maar wil weten of alles goed is met haar oude vriend.