Ze droomden er al sinds hun studententijd van: alles achterlaten en op een grote reis gaan — zonder plannen, alleen de weg en de vrijheid. Jaren later besloten ze het te doen. Vijf mensen vertrokken: Thomas, de ziel van de groep en eeuwige grappenmaker; Clara, die alles fotografeerde; Adrian, de betrouwbare chauffeur; Mireille, die overal tekens van het lot zag; en Lucas, de nuchtere en voorzichtigste van allemaal.
Hun oude bus vertrok in de vroege ochtend. De eerste dagen waren betoverend: gitaarliedjes, foto’s bij velden en rivieren, eten op markten, toevallige gesprekken met dorpelingen. Het leek alsof de wereld van hen was.
Maar de beproevingen begonnen op de derde nacht.
De bus viel stil midden in het bos. Geen bereik, geen enkele auto in de buurt. Ze besloten in de bus te overnachten. Toen het na middernacht was, doorbrak het geluid van stappen de stilte. Iemand liep langzaam om hun bus heen. Adrian fluisterde dat het een dier was, maar Clara keek verstijfd door het raam.
— Daar is iemand… — fluisterde ze.
De volgende ochtend bereikten ze een dorp. Een oude man, die ze om hulp vroegen, zei ernstig:
— Hier moet je niet overnachten. Deze bossen zijn vreemd. Mensen verdwijnen.
De lach en lichtheid verdwenen langzaam. Op de vierde dag bracht de weg hen naar een verlaten fabriek. Mireille raapte een pop zonder ogen van de grond.
— Dit is een teken, — zei ze.
Elke nieuwe dag bracht hindernissen: een stortbui die de weg overspoelde, een brug die instortte vlak voor hun ogen, een man in een lange jas die langs de weg verscheen en weer verdween.
Maar het ergste was iets anders — er ontstonden scheuren tussen de vrienden. Thomas ergerde zich aan alles, Clara gaf Adrian de schuld dat hij hen “verkeerd leidde”, Lucas probeerde kalm te blijven, maar zijn stem werd zachter. En Mireille zweeg, starend uit het raam, alsof ze iets wist wat de anderen niet begrepen.
De laatste nacht stopten ze bij een meer. De maan weerspiegelde in het water, het vuur knetterde, en de vijf zaten eromheen zonder een woord te zeggen. Toen zei Adrian zacht:
— Begrijpen jullie dat wij de weg niet kiezen? Iets leidt ons.
De volgende ochtend startte de motor van de bus vanzelf — hoewel de oude man had gezegd dat hij “dood” was. Ze reden verder… en na een paar uur stonden ze bij de ingang van hun eigen stad. De hele reis bleek een cirkel te zijn.
Maar het angstaanjagendste wachtte thuis. Ieder vond iets nieuws. Op Clara’s tafel lag een pop zonder ogen. Bij Thomas — een vreemde jas. Bij Adrian — een kaart met rode kruizen. Bij Mireille — een foto van het kampvuur, met hun gezichten, maar anders. En Lucas… Lucas vond in zijn keuken een vijfde mok op tafel. Die hadden ze nooit gekocht.
